Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide de koning van Israel tot Josafat: Er is nog een man, om door hem [12]den HEERE te vragen; maar ik haat hem, omdat hij over mij niets [13]goeds profeteert, maar kwaad: [14]Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: De koning [15]zegge niet alzo! 12. Merk dat deze afgodendienaars nog willen schijnen den waren God recht te kennen en te zoeken, om hem te gehoorzamen. 13. Dat is, dat mij aangenaam is. Zie boven, hfdst.1 vs.42. 14. Die te onderscheiden is van den profeet Micha, toegenaamd de Morasthiet, omdat hij in de stad Morasa geboren was, Micha 1:1, die geleefd heeft ten tijde der koningen van Juda, Jotham, Achaz en Hizkia. 15. Dat is, haat den persoon niet om des woords wil, en versmaad het woord niet om des persoons wil.